Ooit had ik een discussie met een humaniste. Ik probeerde haar ervan te overtuigen dat de grote religies een gemeenschappelijke ‘schatkamer’ hebben die een bron voor de ultieme levenskunst is. Ze had er niets mee, ze haalde haar schouders op en zei: “Whatever gets you through the night”. Misschien citeerde ze de gelijknamige song van John Lennon. In elk geval bedoelde ze: kijk maar wat je doet, het maakt mij niet uit, als jij er happy van wordt – zolang je er anderen maar niet mee schaadt. Begrijpelijk vanuit haar standpunt.
Later, toen ik over de Tao las, de weg die niet benoemd kan worden, realiseerde ik me dat je haar opmerking ook anders zou kunnen ‘lezen’, als een pointer, een vingerwijzing. Dáár, tot dát punt (voorbij de nacht) moet je komen. Hoe? Dat doet er niet toe. De taal, de traditie stopt daar. En als je het precies conceptueel uitlegt, heb je het niet. Maar hoe kom je daar dan?
“Whatever gets you through the night”
Tot dát punt? Tot welk punt, zul je nu wellicht zeggen. Ik moet een beetje vaag blijven. Jezus zegt erover: je kunt niet zeggen ‘daar heb je het’. Het is de diepere, verticale dimensie, de plek waar God in jou woont. Daar laat ik het voor nu even bij. Misschien wil je je oordeel even opschorten en ‘for the sake of the argument’ toch nog even doorlezen.
Als het draait om een punt dat niet benoemd kan worden, dan betekent dat dat jouw verhaal (de vorm waarin jij jouw religie/levensbeschouwing, etc. giet) alleen maar nodig is…, totdat het verhaal niet meer nodig is, omdat je bij dát aangekomen bent, of je realiseert dat je dát bent. Met andere woorden, omdat je jezelf in je bestaansgrond hebt leren kennen.
Dan kun je al je bagage afleggen en in dat “veld” ontmoet je elkaar “vrij”, zegt de mysticus Roemi.
Voor dat verhaal, dat uiteindelijk niet meer nodig is als het je tot dáár gebracht heeft, kun je aan verschillende kanten van de kloof beginnen. Al is er ‘at the end of the day’ geen kloof.
Magic
Wanneer ik mensen wilde overtuigen van het goede en het mooie van spiritualiteit, was mijn insteek tot nu toe een route die mij handig leek: van de klassieke psychologie, naar de positieve psychologie, naar mindfulness en ten slotte naar spiritualiteit. Dat werkte voor sommige mensen wel, voor veel anderen niet. Daarom wil ik nu eens helemaal aan de andere kant beginnen. Bij dat onuitsprekelijke, het wonder zelf en wel langs de weg van de fantasy. Magic!
Dat werkt: Harry Potter, Lord of the Rings, Merlin, etc. Dat spreekt tot de verbeelding. Veel meer dan een bijna lege kerk, waarin wat oudere mensen zitten die luisteren naar ‘clichés’. Zo lijkt.
Begrijpelijk, wanneer je de bioscoop verlaat, of het boek uit hebt, heb je ‘een goed gevoel’. Je hebt een reis afgelegd. Er waren helden en schurken. Er waren moeilijke keuzes. Strijd om je heen, conflicten in jezelf. Uiteindelijk is het goed gekomen. Misschien ook met behulp van hogere krachten. Er is ook liefde. De held is nu in goed gezelschap, op een fijne plek.
‘Diepere spiritualiteit’
Soms verbaas ik mij over het feit dat de kerken leeglopen. Christelijk geloof lijkt voor veel mensen ergens te zijn blijven steken. Terwijl, als je dan de teksten uit de Bijbel hoort, dan besef je dat mensen met een christelijke achtergrond op een schat staan, vaak zonder het te beseffen. Tegelijkertijd lopen mensen weg met boeken en series als Harry Potter, The Lord of the Rings, Merlin. En velen natuurlijk ook met Happinez, new age, mindfulness, tuindagen in kloosters en abdijen. Nu is er niets mis met fantasy, met ‘spiritualiteit light’. Maar ik vraag me af: kan deze light-spiritualiteit niet ook een hulpmiddel zijn, een didactische uitnodiging, een eerste opstapje naar ‘diepere spiritualiteit’? Hoe verhouden oude religies, sprookjes, nieuwe religies en new age zich? Zij delen bepaalde oeroude archetypen. De overeenkomst is misschien dit: ze bieden alle een meer dan platte wereld, een wereld waarin plaats is voor het wondervolle, de diepte, de verbinding, de uitdaging, de ‘tests’ , de ‘verleidingen’.
Als de belangstelling voor zowel spiritualiteit als fantasy te maken heeft met een verlangen naar een meer wondervolle wereld en een diepzinniger leven (dat zich voordoet als een uitdaging/tocht, etc.), zou het dan niet interessant zijn je af te vragen hoe traditionele religies hierop aansluiten? Kunnen de grote tradities dat verlangen naar het wondervolle mogelijk verdiepen, nuanceren, of (didactisch) begeleiden? Laten de traditionele religies hier geen kansen liggen?
Ik zal een poging ondernemen om vanuit de lichtere en luchtige varianten van de spiritualiteit light in het diepe te duiken.
Kan iedereen toveren?
Toverboeken en toverspreuken zijn in de mode, ze hebben een magische glans. Kunnen we hier geen mini-toverboek opstellen, met magie, met spreuken, handelingen. Hieronder doe ik een willekeurige greep uit het veelkleurige genre van film en fictie en maak meteen een kleine vertaalslag.
1. In de films en boeken van Harry Potter komt de spreuk “Ridiculus” voor. “Als je tegenover een Boeman komt te staan en hij verandert in iets wat je het meest vreest, dan kun je de spreuk “Ridiculus” uitspreken om hem in iets grappigs te veranderen. Gelach is namelijk fataal voor de Boeman.” (wiki)
Met een kleine wijziging kan dit je naar religie brengen: lachen om je kleine zelf, met wat je zo graag wilt, of waar je zo bang voor bent, om je vaste opinies, of meningen. Humor kan dit fantoom-zelf relativeren. En je zo naar de diepte brengen.
2. Glamorgana’s zijn onweerstaanbare feeachtige vrouwen; wanneer mannen ze zien, zijn ze reddeloos verloren. Ze showen hun spierballen en lopen verloren achter deze dames aan. Kunnen we dit herkennen? Ben je wel eens volledig gehypnotiseerd door personen of omstandigheden? Vanuit welke laag in jezelf leef je meestal? De drukke buitenkant, de gedachtestroom, op de automatische piloot? Of de stillere binnenkant?
3. Je kunt gemakkelijk verdwalen in de hersenpan. De hersenpan is onder andere gebruikt door Harry Potter om naar de herinneringen van Perkamentus te kijken. Maar als je door je herinneringen dwaalt, raak je zo makkelijk gefascineerd en verlies je je in het – soms pijnlijke – verleden. Kunnen we dat huis van ellende niet steentje voor steentje afbreken en ons verwonderen? Want is niet alles magie? Zijn niet overal wonderen? “Morning has broken, like the first morning”, zingt Cat Stevens. En dat is ook het gevoel als je ontwaakt uit je eindeloze gedachtestroom.
4. Als Merlin, in de gelijknamige Netflixserie, zijn toverkracht verloren lijkt te hebben, komt deze weer terug als hij naar zijn oorspronkelijke grond terugkeert en de magie van alles wat leeft ziet. Of neem de scène waarin hij verrukt en verwonderd is bij de aanblik van een eenhoorn. Dankbaarheid komt dan op.
5. Maar ook als het om lijden en verdriet gaat: soms kan de held dit niet ontwijken en moet hij of zij er dwars doorheen om aan de andere kant uit te komen. Je ertegen verzetten helpt niet. Je moet het monster aankijken. Je moet de beker drinken. Bij de scène in Harry Potter waarin Perkamentus zijn beker drinkt, denk je natuurlijk ook aan Jezus: Als het kan, laat deze beker aan mij voorbijgaan.
6. Ook In de Ban van de Ring levert veel bruikbare voorbeelden. Zo verwijst ‘lembas’, het brood dat de elfen voor onderweg meegeven, eigenlijk naar het viaticum, het brood voor onderweg, de communie die wij geven aan zieken en stervenden.
De werelden van religie en magie liggen dicht bij elkaar. Swami Ramdas (1884–1963), een Hindoemysticus riep uit: “Oh! the charm [letterlijk toverkracht] of the Name! It brings light where there is darkness, happiness where there is misery, contentment where there is dissatisfaction, bliss where there is pain, order where there is chaos, life where there is death, heaven where there is hell, God where there is illusion. “
Dat is dus letterlijk een mantra als toverspreuk die jou en jouw wereld transformeert, zoals een gebed dat ook kan doen.
Of toveren met gevoelens. Kun je woede omzetten in compassie (zoals Boeddha); dan ben je pas echt een tovenaar.
Het eeuwige creatieve, scheppende, speelse in onszelf
Religie en de (fantasie)wereld van magie en tovenarij liggen dicht bij elkaar. Deels hebben ze gemeenschappelijke bronnen, deels ‘lenen’ ze van elkaar. Hocus pocus pilatus pas, ik wou dat jij een kikker was. Dat komt uit een sprookje, maar hier worden woorden geleend uit de Heilige Mis: “Hoc est Corpus meum…” (dit is mijn lichaam).
Andersom wordt ook ‘geleend’. Het o zo serieuze “hoofd vol bloed en wonden’ is ooit begonnen als een Middeleeuws liefdesliedje. Dingen uit ‘de wereld’, uit literatuur en muziek komen ook in de kerk terecht.
Wat nu: if you can’t beat them join them? In elk geval lijkt het me geen goed idee om boeken als Harry Potter af te raden, zoals de vorige paus deed.
Hoe komen we door de ‘donkere nacht van de ziel’? Uiteindelijk is het doel van spiritualiteit om onszelf te leren kennen in onze diepste kern, daar waar we volkomen verbonden zijn met de bron. Je kunt ook zeggen: het gaat erom wakker worden tot onze Christusnatuur. Daar zijn we ook volkomen verbonden met elkaar (denk aan de wijnranken). Het woord religie drukt deze verbondenheid natuurlijk ook uit.
(Kinder)literatuur, films, muziek, etc. kunnen bij dat ontwaken helpen. Het Peter-Pan-effect kan daarbij een valkuil zijn: niet volwassen willen worden is een herkenbare impuls, maar niet de oplossing.
Waar kunnen we deze dan wel vinden? Naar mijn idee geeft de volgende vraag ons de richting aan: hoe kunnen we het eeuwige creatieve, scheppende, speelse in onszelf ontdekken en de wereld in laten stromen.
Dit artikel is eerder geplaatst op De bezieling.