Het leven in de herberg

De herberg

Dit menszijn is als een herberg:
Elke ochtend weer nieuw bezoek
Een vreugde, bedrukking, angsten,
Een flits van inzicht komt
als een onverwachte gast.

Verwelkom hen! Ontvang ze allemaal gastvrij
Zelfs als een menigte verdriet je huis binnenstormt
en alles kort en klein slaat:
Behandel elke gast met eerbied
Misschien komt hij de boel ontruimen
om plaats te maken voor extase.

De donkere gedachte, schaamte, het venijn,
open je deur voor hen met een gulle lach
en laat ze een poosje bij je zitten.
Wees dankbaar voor ieder die langskomt;
Zij zijn stuk voor stuk gestuurd
om jou als raadgever te dienen.

Rumi (naar de vertaling van Wim van der Zwan)

Toen ik een aantal jaren terug, niet meer zo jong maar wel nog echt onbezonnen, werd geconfronteerd met een geliefde die niet meer mijn geliefde wilde zijn, hield iemand me dit gedicht voor.

De woorden van Rumi[1] schijnen veel aangehaald te worden in therapeutische of coaching-achtige context, maar het heeft bij mij een poos geduurd voordat ik er wat mee kon. Wie wil er nu verdriet, angst of woede welkom heten?

Zij (de geliefde, niet de gedichtvoorhoudster) maakte het uit, en ik was on-troost-baar. Ik was er zó van van de kaart, dat ik bij mezelf dacht: dit is niet normaal. Natuurlijk, liefdesverdriet kan heel ingrijpend zijn, maar zó? Ik huilde thuis tranen met tuiten (waar ik niet over praatte) en kon niet meer genieten van dingen die ik altijd graag had gedaan. Ik dacht: nu ben ik voor altijd eenzaam. Dit gedrag verwachtte ik echter meer bij een puber, die zijn hart en ziel geeft voor de nabijheid van de ander, en alleen maar gelukkig is in de wetenschap dat die ander hem net zo hard nodig heeft.

‘Hm, maar wacht eens,’ realiseerde ik me, ‘eigenlijk was ik wel zo’n type…’. En blijkbaar was ik dat nog steeds.

Het volgende wat ik deed was een e-mail schrijven naar een psychotherapeut; nog steeds één van de beste keuzes die ik mijn leven gemaakt heb, en ik gun iedereen de ervaring van dergelijk zelfonderzoek: wat voel ik en waarom voel ik dat? Ik schreef (blijkbaar zat ik al wel op dat spoor):

“Ik ervaar dat ik niet goed in staat ben om eerlijk te zijn over mijn gevoelens, niet naar mezelf en niet naar anderen. Dat vind ik best een gekke ontdekking, want ik ben wel een sensitief persoon; ik voel goed aan wat anderen nodig hebben, al doe ik daar niet altijd wat mee. Dat ik me vaak niet bewust ben van mijn gevoel of het niet uit, belemmert me. In conflicten probeer ik gezichtsverlies te voorkomen (ik heb ergens het idee gekregen dat ik perfect moet zijn) en ga rationaliseren waar ik op gevoelsniveau niet aan wil.”

Samen hebben we de wortels van deze afhankelijkheid weten bloot te leggen, en met het inzicht waar de triggers vandaan kwamen was ik in staat ze eerlijk onder ogen te komen. Ervaringen uit mijn vroege jeugd bleken (hoewel niet diep traumatisch) in mij een patroon van verlatingsangst teweeg gebracht te hebben. Geen wonder dat mijn vriendin het te benauwd kreeg. En ja, misschien lag er ook iets bij haar, maar het punt voor mij was dat ík werk te doen had.

In mijn huidige relatie en eigenlijk in mijn hele leven leer ik nu om radicaal eerlijk te zijn, naar anderen en naar mezelf. Dat valt niet mee. Maar ik ben eigenlijk nooit teleurgesteld in het bij mezelf nagaan wat ik van binnen voel en in het vertellen over mijn gevoelens.

Want wat blijkt? Mensen worden zachter als je je hart laat spreken. Ik word zelf zachter. En tegelijk krachtiger. Ik heb geleerd: het belangrijkste wat ik te verliezen heb, dat ben ik zelf. Het niet onder ogen zien van wat ik voel en het niet eerlijk zijn daarover, ontneemt me een deel van mijn wezen (als dat mogelijk is). En ik wil mezelf niet verliezen. Niet voor een levensovertuiging, niet voor een ander en zeker niet voor iets wat ik denk te moeten zijn. Want ik hoef niet meer alles aan te kunnen, ik hoef niet meer perfect te zijn. Ik leer wat wezenlijk van mij is, maar ook wat in mij niet zo mooi is. Eerlijk zijn betekent dus soms ook (oké, misschien moet ik wel zeggen: regelmatig) toegeven dat ik fout zit. En dat weer proberen te doorgronden (waarom raakt het me zo als ….?), zodat ik ervan leer.

Uiteindelijk blijft over wat voor mij onopgeefbaar is. En daarnaar probeer ik nu mijn leven in te richten. Wat zijn de drijfveren van mijn hart? Waarvan raakt het overstuur? Waarvan gaat het sneller kloppen? In feite maakt het binnenlaten van mijn gevoelens mij onoverwinnelijk. Of misschien is ‘onverwoestbaar’ een beter woord, want er hoeft gelukkig niet altijd strijd te worden geleverd. Niet dat alles nu van een leien dakje gaat, maar mijn leven voelt nu meer als ‘van mij’. Ik ben van mij en dat bewaak ik, bewaar ik, eer ik. Klinkt dat egoïstisch? Wel, ik zie het zo: er is niemand anders die mijn leven kan leven. Dus ‘moet’ ik het doen. Het ‘in eigendom nemen’ van dingen is trouwens ook iets heel waardevols wat ik de afgelopen jaren geleerd heb (en nog steeds aan het leren ben), maar daarover een andere keer.

Uiteindelijk kon ik er dus wat mee, met die gevoelens herbergen. Want zoals -volgens de overlevering- die andere bekende dichter uit het Midden-Oosten ooit al schreef[2]: “door een veelheid van raadgevers komt iets tot stand”. Dus laat ze maar komen, die woede, dat verdriet, die angst; ik laat ze met frisse tegenzin meestribbelen op mijn levenspad! En, (tip!) iets wat mijn vriendin en ik regelmatig doen: een flesje van het één of ander opentrekken (mag natuurlijk ook iets anders feestelijks zijn) als we weer een tegenslag te vieren hebben. Wordt zo’n slag meteen een stuk lichter van 🙂

Welkom!

Een hartelijke groet van
Pascal


[1] Jalaluddin Rumi (1207-1273), Perzisch dichter en wijsgeer

[2] Salomo (972-932 v. Chr.), Spreuken 15:22b

About Author