Van de dichter Slauerhoff zijn mij altijd de regels bijgebleven: “Alleen in mijn gedichten kan ik wonen. Nooit vond ik ergens anders onderdak”. Waar voelen wij ons thuis? Waar kunnen we veilig zijn? Waar kunnen we ‘onszelf’ zijn?
We zoeken ons thuis op de meest uiteenlopende plekken. Materiële welvaart of plezier kan de hoop op een ontspannen thuis bieden: het grote, comfortabele huis-aan-zee. Of: lieve, mooie mensen; mensen die je kunt vertrouwen, vrienden, intimi. Of we zoeken het in middelen: met wat coke of alcohol, ziet de wereld, of mijn binnenste, er rustiger of vrolijker uit. In seks, opwindende dingen, extreme sport: dáár kun je misschien echt jezelf zijn. Zou het?
We hebben hier allemaal op een of andere manier mee geëxperimenteerd. En hoe was dat? Is ook voor ons de conclusie: “Alleen in mijn gedichten kan ik wonen”. Of een variant hierop: ik zoek mijn toevlucht in dromen, verhalen en fantasie. Ik ontvlucht de barre en boze wereld. Of ik creëer een plek voor mezelf in mijn ‘imago’, het verhaal dat ik over mezelf vertel. Ik bouw letterlijk of figuurlijk een eigen homepage, een webstek waarin je kunt wonen … daarop zet ik wat past bij mij en schep ik mijn eigen een beeld.
Vijftien jaar geleden ontdekte ik een boeddhistische meditatie die, althans voor mij, het antwoord gaf. De meditatie gaat over het wonen in ‘de vier gelukzalige verblijfplaatsen’. Prachtig, het trof me diep. Uiteindelijk blijken deze gelukzalige verblijfplaatsen in jezelf te liggen: daar waar je innerlijke boeddha woont – waar anders? Praktisch gaat het om het ontwikkelen van vier innerlijke kwaliteiten: liefde, mededogen, vreugde en gelijkmoedigheid. Door deze kwaliteiten te wekken word je zelf een veilige haven, kom je thuis bij jezelf. En dat heeft natuurlijk ook een gunstige uitstraling en uitwerking op iedereen om je heen.
De vier gelukzalige verblijfplaatsen
Door meditatie over deze vier regels, elk corresponderend met één van de kwaliteiten, kun je “in geluk verblijven”.
Mogen alle wezens geluk vinden en de oorzaak zijn van geluk.
Mogen alle wezens gevrijwaard blijven van lijden en de oorzaak van lijden.
Mogen alle wezens onafscheidelijk zijn van de heilige vreugde en het geluk dat volkomen vrijheid van verdriet is.
Mogen alle wezens rusten in de grenzeloze en alles omvattende gelijkmoedigheid die voorbijgaat aan gehechtheid en afkeer.
Autobiografie
Met plezier, ontroering en herkenning heb ik de autobiografie van Wouter ter Braake gelezen: Waar een wil is, is een omweg. Tijdens het lezen, realiseerde ik mij dat de route die ik hierboven beschrijf – naar de plaats waar de innerlijke boeddha in ons woont – feitelijk de weg is die Ter Braake de afgelopen 72 jaar heeft afgelegd. Zijn boek is het verslag daarvan. Zelfs de regels van Slauerhoff komen aan bod.
Ter Braake groeit op in een arbeidersgezin in Doesburg. Er is niet veel geld. Maar dat is niet het echte probleem. De ellende is dat zijn vader en moeder verdwaald zijn in hun leven. Er is grofheid, ruzie, geweld en alcoholmisbruik.
Wouter is een gevoelig en intelligent kind. Hij richt zich op overleven door verzet, vlucht en afwijzing van de wereld waarin hij moet leven. De passages over zijn jeugd in Doesburg vind ik de beste van het boek. Juist doordat die jeugd en omgeving zo gedetailleerd verteld en uitvoerig beschreven worden, kun je je echt in hem inleven.
De kleine jongen komt tot leven. Doesburg komt tot leven. Je krijgt een beeld van de decors, de kamers, de tafel die niet netjes is afgeruimd, de sporen van jam waar vliegen op afkomen; tuinen, de motor van zijn vader, straatjes, parken, de school, het kerkhof, het bos, de rivier (waar zijn moeder in wil springen), de brug. Ik kreeg zin om naar Doesburg te gaan, de straatnamen te checken, het Bingerdense bos te zoeken. Dat is bijzonder, want dat heb ik eigenlijk nooit, ook niet als ik lees over reizen naar Bali of Nieuw-Zeeland.
Schaamte
Wouter schaamt zich ook voor zijn achtergrond, zijn ouders, de armoede. Omdat hij goed kan leren, mag hij naar de HBS in Doetinchem. Alle kinderen krijgen een nieuwe fiets als beloning en om de route naar de HBS af te kunnen leggen, alleen Wouter niet, opnieuw voelt hij de schaamte. En boosheid, ook boosheid over zijn eigen schaamte.
Door de omstandigheden lukt het hem niet om de HBS af te maken. En hij stopt in het eindexamenjaar. Ook zijn jongensdroom om naar de toneelschool te gaan valt in duigen.
In 1967 gaat Ter Braake dan “alleen de wereld in. Met lege handen”. Hij gaat werken op de fotoredactie van Het Vrije Volk in Amsterdam. Daar raakt hij ervan overtuigd dat de VS geen rechtvaardige oorlog voert in Vietnam. En als hij tijdens een demonstratie ook nog eens rake klappen krijgt van de politie, kiest hij voor een ‘revolutionaire’ route en sluit zich aan bij een socialistisch anarchistische jongerenvereniging. In 1970 wordt hij dan, inmiddels in Rotterdam wonend, zelfs met zijn 21 jaar de jongste stakingsleider van Nederland ooit.
Eind jaren zeventig maakt hij zich los uit de eenzijdige, beklemmende en eigenlijk sektarische omgeving van de KEN (Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland). Net als zijn vader werkt hij inmiddels in de bouw. Dat werk combineert hij met cursussen ‘dramatische expressie’ en poëzie.
In 1980 start hij als bewonersbegeleider in de stadsvernieuwing in Rotterdam. En, minstens even belangrijk, met een opleiding tot regisseur/dramadocent. Ook is hij buitengewoon enthousiast over de antroposofische ‘basisleergang bedrijfsopleider’. In de jaren die volgen groeit Ter Braake in zijn professionele rol als begeleider van teams en organisaties.
In de eerste twee decennia van het nieuwe millennium ontdekt hij het boeddhisme. Hij gaat op reis naar Nepal en Tibet. En hij voelt zich in deze jaren “spiritueel thuiskomen”.
Na zijn pensioen is Ter Braake nog steeds actief. Wat hijzelf geleerd heeft, soms langs ‘the hard way’, wil hij graag doorgeven. Hij wil anderen helpen, situaties tot bloei brengen. Zo geeft hij adviezen op (vmbo-)scholen, doet werk in ‘probleemwijken’, etc. Hij stimuleert jonge mensen, zoals het meisje met haar Caraïbische moeder dat een veel te laag schooladvies kreeg.
Thuiskomen bij jezelf
In moeilijke omstandigheden kun je makkelijker veerkracht ontwikkelen, als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Op de eerste plaats is het belangrijk dat er mensen zijn die jou echt zien en zich betrokken voelen bij jou: belangrijke helpers, mentoren. En die zijn er in elke fase van Ter Braakes leven: een buurvrouw, een docent op school en later ook weer: vrienden in de communistische beweging, opleiders en zijn vrouw. Op de tweede plaats is het zelf zorgen voor jongere kinderen, of zelfs een huisdier, een beschermende factor. Wouter probeert af en toe jongere broertjes en zusjes te behoeden voor de geweldsuitbarstingen van zijn ouders.
In zijn jeugd heeft Ter Braake allerlei overlevingsstrategieën aangeleerd en in de loop van zijn leven moet hij leren om deze weer los te laten. Dat is een hele opgave. Hij gaat wel op zoek naar warmte, geborgenheid en een veilige plek. En vaak vindt hij ook ‘tijdelijk onderdak’. De mooiste passages hierover vond ik zijn vakantiewerk bij Circus Boltini:
“Het draait niet om mij, maar ik draai wel mee. Ik ervaar voor het eerst hoe mooi samenleven en samenwerken met anderen, ieder met unieke achtergronden en talenten, kan zijn.”
Aanvankelijk vindt hij ook bij zijn maten van de KEN ‘socialistische nestwarmte’. In zijn eerste huwelijk wordt duidelijk dat je geen goede relatie kunt hebben als je je kwetsbaarheid niet kunt laten zien. Hij kan niet aarden in dat huwelijk omdat hij nog vervreemd is van zichzelf. Zijn vrouw verlaat hem.
Door toneel, therapie, opleidingen en levenservaring graaft hij zijn eigen kwetsbaarheid op en leert hij zijn overlevingsstrategieën loslaten. Het boek gaat over thuiskomen in de wereld, thuiskomen bij jezelf op een steeds dieper niveau. Enerzijds zijn er mentoren, docenten, helpers die hem bijstaan. Anderzijds kan deze hulp pas echt aankomen als hij zijn pantsers laat vallen.
Uit Nepal neemt ter Braake ook praktische lessen mee:
“Houd contact met de aarde, dat brengt liefde. Houd je aandacht bij het pad, dan zie je waar je wel of niet je voet kunt neerzetten. Aanvaard elke uitgestoken helpende hand. Vraag om hulp als het nodig is.”
Working Class Hero
Naast de hulp van vrienden, reisgenoten, partners etc. vindt Ter Braake ook steun in poëzie, muziek, psychologische theorieën, spiritualiteit en in meditatie. Met het boek loopt een playlist mee, zou je kunnen zeggen, met mooie muziek en poëzie. Van de melancholieke wat schorre Adamo tot en met The Beatles en Brassens, Robert Long, Liesbeth List en Jacques Brel. Naast de al genoemde Slauerhoff kom je bijvoorbeeld ook Lucebert tegen.
En zelf moest ik ook denken aan Working Class Hero, een song van John Lennon die het onrecht en de problemen van de arbeidersklasse als thema heeft.
Impliciet komt ook in dit boek de voice dialogue weer naar voren. Ter Braake spreekt immers over de behager/pleaser in hemzelf, de criticus, de controleur en de innerlijke perfectionist, etc. Maar degene die hem het meest diepgaand raakt en beïnvloedt is de psychiater Viktor Frankl (1905 – 1997). Wat hem zo aanspreekt in Frankl is de gedachte dat er geen vooraf bepaalde ‘zin van het leven is’ die je moet zoeken, maar dat jij zelf zin of betekenis moet geven aan jouw leven. Zoals Ter Braake zegt:
“ … voor de vrije, zoekende geest gaat het bij zingeving om een individuele, unieke uitdaging.”
In de zin die jij dus zelf moet geven, kan de liefde een rol spelen, of werk, of iets dat je heel graag wilt doen. En ook aan lijden kun je zelf betekenis geven. Ter Braake probeert ook zin te geven aan zijn moeizame jeugdervaringen. Eén van de dingen die hij zich realiseert is dat zijn ouders hem geen ankerpunten gaven, maar ook geen religieuze dogma’s. Dat creëert weer een zekere vrijheid.
Niettemin geven je ouders je toch allerlei normen en waarden mee. En vooral: hun voorbeeld. Als Ter Braakes vader sterft, en hijzelf bij een ongeval van 8 meter hoogte valt, stopt hij met zijn werk in de bouw. Hij hoeft zijn vader niet meer te bewijzen dat hij niet lui is. En als hij gedurende een bepaalde periode nogal veel drinkt, komt hij zijn moeder in zichzelf tegen.
Tot ‘zijn’ komen in het voorbijgaan
Poëzie speelt dus een rol in het boek. Ook eigen gedichtjes. Dit gedichtje helpt hem zijn eigen kwetsbaarheid onder ogen te zien:
Laat je niet kennen.
Hij liet zich niet kennen
Zijn leven lang,
Nu is hij man, eenzaam en bang
Niemand heeft hem ooit echt gekend.
Dat is hem niet overkomen. En hij heeft ook de keuze gemaakt om echt als (groot)vader aanwezig te zijn, zodat zijn kinderen later niet zullen zeggen: wie was hij eigenlijk, we hebben hem nooit gekend.
Zijn tweede vrouw doet Ter Braake een meditatieweekend cadeau. Hij leert mediteren maar geeft er een eigen draai aan. Onder het motto: voetbal leer je ook niet op het officiële speelveld, maar op straat, tegen een blinde muur.
Spirituele bronnen voor Ter Braake zijn: boeddhisme, Eckhart Tolle, Joseph Campbell, Krishnamurti en David Foster Wallace. Maar het diepst wordt hij geraakt door het door Jos Stollman opnieuw vertaalde en geïnterpreteerde Thomas-Evangelie. Hier is Jezus een zenmeester. De kortste uitspraak in dit evangelie is voor Ter Braake de mooiste: “Kom tot zijn in het voorbijgaan” (vers 42).
En dit is de les die hij hier leert:
“blijf niet hangen in het verleden, maak je niet afhankelijk van de toekomst, maar geef je uitsluitend in het heden.”
Doorleefd
Een mooi levensverhaal: respectabel, authentiek en doorleefd. Het is in geuren en kleuren verteld. En levert meteen een mooi tijdsbeeld van de afgelopen zeventig jaar. De lessen die Wouter ter Braake leerde zijn voor ons ook relevant. Het is mogelijk de meest uiteenlopende situaties zin en betekenis te geven. Je hoeft niet te blijven hangen in slachtofferschap.
“Waar een wil is, is een omweg.” Als jongeman was het niet mogelijk om de toneelschool te doen. Een aantal jaren later doet hij via een omweg alsnog veel met theater. Een droom die toch nog uitkomt. Eén van de voorbeelden.
Als hij zich in al zijn kwetsbaarheid durft te laten zien, is er hulp en ondersteuning. En in dit proces van persoonlijk ‘opengaan’, raak je ook steeds meer betrokken bij anderen. In zijn revolutionaire jaren gebeurde dit ook al, maar later op een dieper niveau.
Je zou Ter Braake een ‘self made man’ kunnen noemen. Op zijn eigen manier, met zijn eigen worsteling, komt hij tot inzichten. Zoals wij allemaal leeft hij ook met een ego dat af en toe opspeelt. Dat weet hij en benoemt hij.
Interessante spanning
Een interessante spanning voel ik tussen enerzijds Frankl en anderzijds Stollman en het boeddhisme. Voor Frankl zijn toekomst en verleden erg belangrijk. De toekomst houdt hoop in, een droom voor wat je nog wilt. Het hield Frankl op de been in het concentratiekamp. En Ter Braake besluit zijn boek met een citaat van Frankl waarin het verleden centraal staat:
“Meestal vergeet de mens het verleden, waarin al zijn daden, zijn vreugden en ook zijn lijden zijn opgeslagen. Niets wordt teniet gedaan, niets wordt uitgewist. Ik zou haast willen zeggen dat ‘geweest zijn’ de zekerste zijnswijze is.”
Boeddhisten stellen dat je heden en verleden los moet laten en dat je je kern, je Zijn, alleen kunt vinden in dit ene tijdloze moment. Hetzelfde lees je in The Course in Miracles: verlossing word je op dit moment aangereikt en alleen op dit moment kun je dit aanvaarden.
Dit roept de vraag op naar de verhouding tussen ‘leven in toekomst en verleden’ en ‘leven in het nu’. Dan gaat het enerzijds om de horizontale dimensie van ‘dingen van de wereld’, van denken, doen en worden, van verleden en toekomst en anderzijds om de verticale dimensie van zijn, rusten in zijn, tijdloze vrede en vervulling. Die twee dimensies bepalen het speelveld van ons leven.
Op het einde van zijn boek geeft Ter Braake ook nog een wonderlijke allegorie: “Het boek van alles”, geschreven door een spirituele leraar die Vanitas heet (wat ijdelheid betekent in het Latijn). Vanitas kan alle vragen beantwoorden. Tot een kind vragen stelt waar hij niet uitkomt. Als Vanitas zijn boek dan herleest verdwijnen alle teksten. Er blijven maar drie woorden staan: “Koester de Vraag “. En het boek heeft nu ook een andere titel gekregen: “Alles is niets”.
De allegorie wordt niet toegelicht. Ik zou het zo lezen: onze oorspronkelijke natuur, Boeddha-bewustzijn, Christus-bewustzijn is onze diepste essentie. Al het andere is secundair. Anders gezegd: de ‘verticale dimensie’ is primair.
———————————–
Wouter ter Braake, Waar een wil is, is een omweg. De zoektocht van een ziel naar zin, 184 blz., € 15,95.
Dit bericht is eerder geplaatst op De Bezieling.nl: